Er ontstond op donderdag 31 mei in de internationale pers een hoop verontwaardiging naar aanleiding van een documentaire van Al Jazeera, waarin de componist van liedjes voor Sesamstraat op zoek gaat naar de waarheid achter de beschuldiging dat het Amerikaanse leger gevangenen in Irak martelde met liedjes  uit dat klassieke kinderprogramma.

In de blijkbaar recente documentaire Songs of War gaat Christopher Cerf op zoek naar het antwoord daarop.

Dat is natuurlijk een onbegrijpelijke paradox, hoewel wij weinig optimistische gedachten over de menselijke inventiviteit. Wat ons ook verbaast, is dat dit feit ook in 2003 en 2007 al een keer nieuws was.

Dat feit ontbreekt in de recente berichtgeving, misschien doordat het nieuws dan minder waarde heeft.

Wij schreven destijds al een column voor Heaven no. 48 van mei-juni 2007. Die is nu opeens weer verrassend actueel:

Sesamstraat

Scheelden die verhoren in Irak door Nederlandse ondervragers nu écht zo veel met de behandeling waaraan bezoekers aan disco of dance party zich elke week vrijwillig onderwerpen? Felle lichten, hard lawaai, onthouding van slaap, natgooien met water en het dragen van kappen op het hoofd: de eerste de beste provinciale schuimparty voldoet al aan deze beschrijving.

De Nederlanders waren nog amateurs vergeleken met hun Amerikaanse collega’s. Die introduceerden de popmuziek zélf: ook in die meest onverwachte uithoek van het establishment ziet men deze eigentijdse uiting als een volwaardige zegening van de westerse beschaving.

Helaas was het geen poging de export van dit contemporaine cultuurgoed te stimuleren, slim gebruik makend van de goedkope dollar en de fondsen tot wederopbouw van wat de eerste democratische Arabische staat had moeten worden, maar een poging Iraakse krijgsgevangenen ‘uit te nodigen tot praten’ met Metallica en Drowning Pool.

Dat muziek een effectieve, tot waanzin drijvende marteling kan zijn, weet iedere ouder in Nederland. Wie ging er tenslotte níet per auto op vakantie met jonge kinderen op de achterbank? Metal-iconen gebruiken in hun teksten metaforen vol oorlogsretoriek met rechtstreekse aansporingen andersdenkenden massaal over de kling te jagen. De didactisch verantwoorde kwaakzang van Sesamstraats Bert en Ernie komt tijdens gevangenschap echter zeker harder aan.

De herinnering aan hun onberispelijk in elkaar gestoken liedjes doet immers bij velen nog steeds spontaan rillingen over de rug lopen. Bij herhaald gedwongen beluisteren groeien ze uit tot precies het tegendeel van wat ze verondersteld worden te zijn. Ze veranderen in indoctrinerende mantra’s, gezongen door lichtelijk ontspoorde dwanggestoorden. Hun overeenkomst met mensen is weliswaar overduidelijk, maar vormt slechts een oppervlakkig laagje. Hun morbide, hypnotiserende kracht schemert erdoorheen. Ze lijken afkomstig uit een parallel, maar vijandig universum. Dat wordt geregeerd door mutanten met als grootste wens de mens te gronde te richten door hun ambassadeurs, die in tongen sprekende pluiswezens, die onafgebroken en gekmakend zingen over vriendschap en verdraagzaamheid. Bewezen toepasbaar als ‘uitnodiging’ dus.