Verder in het doolhof.

Na No Such Place uit 2001 is Drill A Hole In That Substrate And Tell Me What You See White’s derde cd. Evenals op zijn debuut uit 1997 doen bassist David Piltch en blazer Ralph Carney mee, net als Joe Henry, die zes nummers produceert. Aimee Mann zingt koortjes in het openingsnummer, terwijl White voor door hemzelf geproduceerde songs o.m. Mary Gauthier, the Sadies en Oh Susanna vroeg.

Ondanks deze alternatieve sterrenparade heeft White een ijzeren greep op de elf nummers. Zijn  sprookjesachtige, hypnotiserende muziek zit opnieuw vol toetsenflarden, saxofoons, belletjes en vervormde stemmen. Deze intieme gelaagdheid contrasteert heftig met de melancholieke, soms  pijnlijk openhartige teksten over zijn stuklopende relatie en de liefde voor zijn dochter.

Associatieve zijstappen geven White’s songs een mysterieuze meerwaarde, versterkt door zijn bezeten fluisterzang: in Combing My Hair In A Brand New Style doet hij zo beklemmend verslag van zijn pogingen een andere man te worden, tegen een achtergrond van desolaat echoënde, soulvolle gospelzangeressen.

Ook elders is White’s pessimistisch, autobiografisch of niet: geëxecuteerde misdadigers en een zelfmoordenares keren noodgedwongen met geleende vleugels op aarde terug en in de extra track bezingt hij zijn wanhopige visioen van een Land Called Home.

White heeft zijn jeugd bij de Pinkstergemeente dan wel achter zich gelaten, maar hoorbaar niet afgeschud: schuld, boete en de vaak vergeefs verwachte vergeving strijden om voorrang. Jammer voor hem, gelukkig voor ons, want hij smeedt schoonheid uit zijn pijn.

****

Geplaatst in Heaven no. 31 juli-augustus 2004/no. 4