Constante.

De van het Engelse Man afkomstige Canadees Harry Manx was al ruim twintig jaar (!) muzikant voor in 2001 zijn debuut Dog My Cat uitkwam. Hij speelde in Europese clubs én straten en Japan. Daar ontdekte hij de klassieke Indiase muziek, gespeeld door Indiër Vishwa Mohan Bhatt. Hij werd van 1992 tot 1997 leerling bij diens zoon Salil en leerde ook de door de V. M. Bhatt uitgevonden, twintigsnarige mohan veena bespelen.

Op Dog My Cat, solo gespeeld met ingedubde solo’s, combineerde hij blues met Indiase raga’s, folk en singer-songwriter. Op zijn volgende solo-cd’s én twee platen met collega-gitarist Kevin Breit diepte hij dit zelfbedachte genre uit, terwijl hij vanaf  Mantras For Madmen ook regelmatig een ritmesectie gebruikte. Manx’ vloeiende melodieën en tegelijk zangerige en bijtende gitaren leverden vanaf het begin een gelaagd en hypnotiserend geluid op.

In de tien nieuwe songs op zijn zevende solo-cd is Manx opnieuw in vorm. Hij laat zich in negen ervan begeleiden door minstens een drummer, een bassist en een toetsenist, maar roept opnieuw melancholieke beelden op met zijn vrije gitaarpartijen en zijn idem hese zang. In zijn teksten verbindt hij anekdotes succesvol met spiritualiteit en zo cirkelt hij opnieuw om het mysterie heen.

Net als op vorige cd’s verbrokkelen de sfeervolle Indiase invloeden soms zijn melodieën, maar bijna altijd laat Manx eigen songs en covers vanzelfsprekend voortrollen. Eén keer kruist hij Springsteen met Dire Straits: commercieel wellicht interessant, maar detonerend tussen subtieler werk.

***1/2

Gepubliceerd in Heaven no. 65, maart-april 2010/no. 2