Dekselse jongen.

De Amerikaans-Australische zanger-gitarist C.W. Stoneking houdt hoorbaar van oude blues, novelty-songs en jazz. Die liefde laat hij de vrije loop op zijn tweede cd, die in thuisland Australië blijkbaar al in 2008 uitkwam en daar veel opzien baarde.

De ontdekking van zijn vaders platencollectie toen Stoneking een puber was en zijn kennismaking met de vroege blues waren bepalend voor zijn smaak. De muziek varieert dan ook van een enkele banjo tot een volledige band met drums, bas, piano en melancholieke jazzy blazers.

Met zijn vijfkoppige Primitive Horn Orchestra klinkt hij daardoor behoorlijk anachronistisch, al zijn Leon Redbone, de vroege Ry Cooder, de Mardi Gras BB en de late Tom Waits tot op zekere hoogte referentiepunten. Stoneking vindt zijn eigen songs overigens beter dan die van Waits.

Toch heeft de banjo, dobro en National-gitaar spelende Stoneking al net zo’n grillige fantasie als de laatste. In zijn songs, die klinken alsof zij ongeveer honderd jaar oud zijn, leidt hij een keer schipbreuk, vangt hij een sprekende leeuw die hem in een Afrikaanse gevangenis laat belanden, bezingt hij de lof van generaal MacArthur en heeft hij als een oude bluesman ook nog de Jailhouse Blues.

Zijn melodieën zijn behalve grillig ook steeds meeslepend.Ze vormen zo het ideale voertuig voor zijn rijke fantasie, die al even makkelijk overtuigt.

In het afsluitende The Greatest Liar bewijst Stoneking dat hij behalve over gevoel voor humor ook over relativeringsvermogen beschikt.

****

Gepubliceerd in Heaven no. 69, november-december 2010, no. 6