‘Sympathy for the Devil’ van de Rollings Stones is uitgegroeid tot een radioklassieker en inderdaad, het is een intrigerend nummer, zowel muzikaal als tekstueel.

Muzikaal is het met zijn opzwepende, Afrikaans aandoende ritme een totaal onverklaarbaar buitenbeentje van de Stones, zowel op het vooral akoestische en door blues beïnvloede album ‘Beggars Banquet’ als in hun totale oeuvre.

Tekstueel is het al even boeiend door Jagger’s onder meer door Baudelaire geïnspireerde tekst, die hij met zijn gebruikelijke combinatie van testosteron en branie zingt: in deze versie geniet Lucifer hoogmoedig van zijn macht, terwijl zijn hoogmoed er toch al eerder voor zorgde dat hij uit de hemel werd verstoten.

Bij Rickie Lee Jones is de duivel een vrouw, ook een interessante gedachte, en bovendien hoeft zij niets meer te bewijzen. Ze is benadrukt het ritme van haar versie nauwelijks en klinkt eerder verveeld dan iets anders: moet ze dan écht nog een keer uitleggen wie hier de macht heeft?

Hans Theessink gaat terug naar de blues, niet zo gek voor een man die zijn leven in het teken van dat genre stelde na het in zijn puberteit zien van platenhoezen met hem tot dat moment onbekende blueshelden in de platenbakken van de plaatselijke vestiging van V & D.

Ook hij begint relaxed, maar bij hem komt de dreiging gaandeweg: naarmate het nummer vordert laat de muziek horen, dat er met hem niet te spotten valt.

Toch is er voor hem geen ontkomen aan, want Janis Ian bezingt zijn lot in ‘Dark Side of the Sun’, een schitterend nummer van haar ‘The Light at the end of the Line’, of is dat het moment waarop hij uit de hemel verstoten is en moet zijn tijd nog komen?