Continental Song City CSCCD 1189

gooi naar de sterren

‘Falling Down’, de opener van Jim Keller’s tweede album sinds zijn comebackalbum ‘By No Means’ in 2021, is misleidend met zijn uptempo wegtikkende ritme en zijn romige sound, gedragen door een terugkerende resonerende gitaarrif en gelaagde poppy koortjes achter zijn diepe stem.

Daarna tapt hij in het met zijn dreigende orgel rootsy klinkende ‘Tower of Love’ namelijk uit een heel ander vaatje, ook door het lome ritme en de halverwege dwars inzettende blazers.

In het erop volgende titelnummer schakelt Keller over naar parelende gitaarpop die direct refereert aan de laten jaren zestig, maar dat door de jubelende, meerstemmige koortjes ook onwillekeurig Tom Petty and the Heartbreakers in herinnering roept.

Het is een verbrokkeld begin van een album dat vanaf de lome ballad ‘Magic’ toch zijn definitieve vorm vindt

met rootsy songs, waarin hij overigens succesvol de harmonieën van de Beach Boys opneemt (‘Til the Water Drinks My Bones’ en ‘Learning to Crawl’).

Dat nummer begint met de droge JJ-Cale-achtige swing die ‘By No Means’ voor een belangrijk deel bepaalde, maar ook deze song waaiert intrigerend uit. Daarmee past hij prima in de sterke reeks van acht nummers die Keller vanaf de vierde song achter elkaar zette.

Tekstueel is dit een introspectief album, waarop Keller met weemoed terugkijkt op wat voorbij ging. Hij zingt zijn teksten met een even sonore als stoere bariton, die effectief contrasteert met de inhoud ervan.

Opnieuw maakte hij zo eerder een album met heel veel ongewoon goede songs dan een ongewoon goed album, want die muzikale verbrokkeling kenmerkte ook ‘By No Means’. Had Keller die twee poppy songs weggelaten, dan had hij op dat korte meesterwerk magie bedreven.

***1/2