Roll On!

De opener van het dertien nieuwe nummers tellende album van Little Feat is een statig deinende song die vanaf de eerste tonen wordt gedomineerd door sfeerbepalende blazerslijnen van saxofonist Art Edmaiston en trompettist Steve Herman, de slepende slidegitaar van Scott Sharrard én zijn zang, terwijl drummer Tony Leone, percussionist Sam Clayton, bassist Kenny Gradney, toetsenist Bill Payne en gitarist Fred Tackett het loom stuwende ritme bepalen.

Sharrard timet zijn zang lui, al doet zijn op kracht gebaseerde stijl meer denken aan die van Craig Fuller dan aan die van Paul Barrere of Lowell George, maar hij voelt zich hoorbaar thuis in de  door hem, Payne en Leone geschreven song.

In ‘Bayou Mama’ is de zang voor Payne, die op een al even swingend ritme zingt over zijn verlangen naar Mardi gras te gaan. Ook hier soleert Sharrard uitbundig door diens zang heen, al zit de belangrijkste solo aan het eind: Payne’s piano leidt het stuiterend nummer uit.

In deze nummers doet het geluid denken aan dat van Little Feat’s

comebackalbum ‘Let it Roll’ (1988) en aan dat van ‘Chinese Work Songs’ (2000): het is weliswaar gedetailleerd, maar de mix is vol en lang niet zo doorzichtig als op mijlpaal ‘Dixie Chicken’.

Dat blijkt ook duidelijk in het weer door Sharrard gezongen en door de groep fanatiek gespeelde ‘Shipwrecks’: het explodeert aan het eind door de gitaren van Tackett en Sharrard, Leone’s roffels en de op meer toetsenborden tegelijk solerende Payne.

Sharrads’s ‘Midnight Flight’ is een gelaagde en swingende single met zijn opzwepende zang en die van Kristen Rogers in de refreinen en opnieuw dwarse blazerslijnen. Ook het door Sharrard en Tackett geschreven ‘Too High Too Cut My Hair’ bevat opzwepende blazers, een saxsolo aan het eind en gitaarsolo’s van Tackett en Sharrard, al bestaat die laatste voornamelijk uit indrukwekkend bedoeld gegier. Het is ook de enige keer dat Clayton even hoorbaar zingt, na zijn hoofdrol op coveralbum ‘Sam’s Place’.

De twee ballads daarna laten het album inzakken: het door Payne met spijt gezongen ‘When Hearts Fall’ heeft een soepel lopend ritme en lyrische gitaarlijnen, maar een break die alle vaart eruit haalt. Het erop volgende titelnummer, door Sharrard geschreven en gezongen met in de refreinen de jubelende achtergrondzang van Larkin Poe, mist met zijn mediocre melodie het kenmerkende Little Feat-geluid ondanks solo’s van Payne op piano en een korte van Sharrard. Ook Sharrard’s zang is weliswaar meer dan adequaat, maar in dit nummer niet erg onderscheidend. Dat het het tot albumtitel schopte, doet deze langverwachte nieuwe dan ook onvoldoende recht.

Payne’s ‘Bluegrass Pines’ swingt daarna weer uptempo in een ambitieus ritme met koortjes van Larry Campbell en Teresa Williams, maar het Sharrad’s bluesy ‘Disappearing Ink’ mist opnieuw het extraatje dat het tot een karakteristiek nummer maakt, al zingt hij smachtend over een voorbije relatie en echoot zijn solo dat gevoel ook.

Daarna herstelt de band de balans in vier goede songs: ‘Love and Life (Never Fear)’ heeft een onafwendbaar statig ritme, ‘Dance a Little’ is een enthousiast cajunnummer met een melodie die onder leiding van Payne net een andere kant op gaat dan het genre voorschrijft en ‘Running Out of Time with the Blues’ is onverwacht akoestisch én rootsy met zijn akoestische slide, ondersteunende orgel en rammelende piano: Leone zingt bovendien verrassend genoeg zijn muzikale eerbetoon aan Paul Barrere even rauw als effectief.

‘New Orleans Cries when She Sings’ is een weemoedig beginnende afsluiter waarin Payne een klaagzang voor die muziekstad pur sang zingt en er zo tegelijkertijd een monument voor opricht met de vroege weemoed van Randy Newman in het intro en het slot door gedempte blazers en mineurakkoorden, maar dan wel een waarin de hele groep in het middenstuk volgens de traditie uitbundig swingt.

De band blijkt met zijn zeer hechte spel het geheim van tegendraadse swing op dit zeer vitale comebackalbum te hebben teruggevonden. Dat komt mede door de nog altijd prima percussionist Clayton, het funky basbeest Gradney én door de veel meeschrijvende nieuwe leden Leone en Sharrard, maar de bloedstollende ballad is de groep duidelijk ontglipt.

Zo is er eindelijk een in ieder geval van levenslust en ideeën bulkende opvolger voor ‘Rooster Rag’(2012), die ook nog art work heeft dat duidelijk knipoogt naar de vaste vormgever van vroeger, Neon Park. Het is weliswaar een album dat verre van constant is, maar waarvan het speelplezier af spat.

***1/2

Eerdere berichten over Little Feat vind je in de categorieën nieuws, concerttips, rootsmuziek op radio, tv en internet en Dossier: Ook al dood…. 

Recensies van ‘Sailin’ Shoes Deluxe Edition’ en ‘Dixie Chicken Deluxe Edtion’,  ‘Feats Don’t Fail Me Now Limited Edition Deluxe 3-CD Set’, ‘Electrif Lycantrophe’, ‘Waiting for Columbus Live Deluxe’, ‘Rooster Rag’, ‘Kickin’ it at the Barn’, ‘Live at the Ram’s Head’, ‘Raw Tomatos Vol. One’, ‘Ripe Tomatos Vol. One’, ‘Waiting for Columbus 2CD’, ‘Barnstormin’ Volume One’ en ‘Sam’s Place’ vind je in de categorie recensies roots.