Vorige week werd bekend dat in oktober Donald Fagen’s vierde solo-cd zal uitkomen: Broken condos.

Wij zijn daar nu al blij mee en draaien vanavond dan ook nog maar eens een song van zijn vorige soloplaat, Morph the cat.

Die recenseerden wij voor popmagazine Heaven, maar doordat ook bassist en toenmalig recensent Jo Didderen er een schreef, bleef deze ongepubliceerd:

Donald Fagen – Morph the cat.

Hetzelfde anders.

Donald Fagen’s derde solo-cd staat vol paradoxen. In acht lange nummers plus een korte reprise van de titelsong maakt de gemankeerde jazzpianist opnieuw de van Steely Dan bekende sluwe popmuziek. Dezelfde New-Yorkse jazzmuzikanten spelen erop mee als op de twee Steely Dan-cd’s van na de reünie. Zo wordt deze cd bíjna die van een groep, een concept dat Becker en Fagen toch ooit afzwoeren als onwerkbaar.

Fagen’s solonummers zitten dan ook vol vertrouwde nuances: karakteristieke intro’s, strakke ritmes met onverwachte harmonische veranderingen, zanglijnen die klinken als de blazerssectie van een big band en weelderige, smachtend klinkende achtergrondzang. De complexe blazersarrangementen geven de muziek echter vaak een veel jazzier accent dan die van de twee laatste groeps-cd’s.

Behalve vijf afgemeten stuwende stukken speelt deze als altijd met geknepen falset zingende Woody Allen van de pop drie ballads, waarin hij zich hoorbaar moet rekken om de door hemzelf uitgeschreven noten te halen. Het geeft ze iets emotioneels, ook door de expliciete teksten. Hoewel Fagen innerlijke rust heeft gevonden, zingt hij ongewoon duidelijk over dood, politiek en verlangen naar liefde, of over de combinatie van die drie. Steeds is hij kritisch over het Amerika van na 11 september 2001, ook in korte commentaren op zijn teksten in het boekje.

Zo speelt Fagen een verslavend nieuw spel met hetzelfde speelgoed, net zoals hij nog altijd dezelfde veertig platen draait als vijfenveertig jaar geleden. Zijn eigen nieuwe kan vermoedelijk ook wel zo lang mee.

****

Geschreven voor popmagazine Heaven no. 42, mei-juni 2006/no. 3