uitgeverij Vreugdenberg

ISBN 978-90-821733-7-6

In zijn debuutroman ‘Ik wou dat ik jouw leven had’ fantaseert singer-songwriter Rick Treffers een autobiografie die grote parallellen vertoont met de zijne, maar er toch van afwijkt.

Het schijnbaar authentieke karakter wordt versterkt door de inleiding, waarin Treffers ook een advocaat en de medewerkers van de Haarlemse rechtbank bedankt die aan de totstandkoming van het boek meewerkten. Daardoor creëert hij ook direct een zekere spanning, helemaal doordat hij in de laatste alinea schrijft te hopen op de onbevangenheid van zijn lezers, ‘ondanks het getouwtrek en gebekvecht vooraf en de daaruit voortvloeiende negatieve publiciteit.’

In zijn roman, opgebouwd uit dagboekfragmenten, toerverslagen, verspreide dagboeknotities van journalist Dick Scheffers, het tweede romanpersonage, en verzonnen fragmenten van het interview van Scheffers met Treffers schetst de schrijver een beeld van zijn weinig succesvolle pogingen met zijn band Mist door te breken in Spanje en solo in Nederland.

Daarbij is het moeilijk uit te maken wat waarheid is en wat verbeelding. Rick Treffers verhuisde namelijk na een aantal albums als voorman van zijn groep Mist en twee Nederlandstalige singer-songwriteralbums inderdaad in 2011 naar Spanje. Daar wilde hij als ‘El turista optimista’ met Spaanstalige songs de Spanjaarden een begripvolle spiegel voorhouden na eerder ook met zijn band te hebben getoerd in de Spaanstalige wereld.

In een mengsel van ironie en zelfmedelijden schetst Treffers uitgebreid hoe voor hem het succes steeds voor het grijpen ligt, maar telkens tussen zijn vingers door glipt door het onverschillige optreden van Spanjaarden die laconiek zijn op het onbetrouwbare af : ‘¡No te preocupes, amigo.’

Het boek draait echter na deze te lang voortkabbelende situatieschets om het interview dat journalist Scheffers met Treffers komt doen voor de rubriek ‘Uitheemse muggen’ in de ‘Haarlemse Koerier’ en de zich dan tussen de twee ontspinnende confrontatie door Scheffers’ vragen over Treffers’ gebrek aan succes.

De schrijver wisselt daarbij met enige regelmaat van verteller en gebruikt voor beide karakters het ik-perspectief. Dat is op zich effectief, want door de tegenstelling tussen de twee worden Scheffers’ vooroordelen van binnenuit duidelijk over de singer-songwriter die voor het vrije bestaan koos waarop hijzelf ondanks alles stiekem jaloers is.

Anderzijds heeft Treffers ook direct een welgemeende hekel aan de journalist die koos voor de kleinburgerlijke zekerheid, maar wel zijn zaakjes op orde heeft. Dat Scheffers daarbij een voor een journalist wonderlijk slechte woordenschat heeft, wrijft de schrijver de lezer bijna wraakzuchtig, maar op een geheel overbodige manier in. Hij brengt namelijk verbeteringen tussen haakjes aan in diens dagboekaantekeningen met ‘RT’ als ondertekening en neemt daarbij  opeens afstand van zijn personage door als auctoriaal verteller in te grijpen in het verhaal . Zonder die toevoegingen zou de taalbewuste lezer zelf een oordeel over Scheffers kunnen vellen en zou hij als verhaalfiguur dus geloofwaardiger zijn.

Bovendien is het door de vrijwel identieke namen in het begin moeilijk de twee hoofdrolspelers uit elkaar te houden. Misschien koos de schrijver daarvoor echter bewust, doordat zijn hoofdfiguur en diens antagonist twee kanten van zijn eigen gespletenheid symboliseren.

Beide romanfiguren hebben namelijk verborgen agenda’s die hen zowel scheiden als verbinden. De schrijver introduceert dat gegeven terloops en laat de lezer een tijdje in onzekerheid over de betekenis ervan. Dat gedeelte overtuigt het meest: het is het meer dan de rest van binnenuit geschreven en heeft daardoor ook een dwingender karakter.

Het brengt de tot dan voortkabbelende roman in een versnelling waarbij deze gebaat is en de schrijver stuwt het verhaal vanaf dat moment dan ook trefzeker naar een climax. Daarbij knoopt hij ook vakkundig enkele terloops vermelde details uit het begin van zijn verhaal vast aan de beslissende gebeurtenissen.

Uit die compositorische opbouw blijkt, dat Rick Treffers weet hoe hij een verhaal moet vertellen. In de eerste helft van zijn verhaal boeit zijn wijdlopige, afstandelijke manier van schrijven ook op een soms raadselachtige manier, maar het boek zou hebben gewonnen bij een compactere aanloop en een stijl waarbij minder afstand overbleef tussen de vaak beschouwende ik-figuur Treffers en de lezer. Dat hij dat kan, bleek al uit de vaak navrante teksten op zijn albums ‘ Het heeft niets met jou te maken’ en ‘Prettige vooruitzichten’.

Ook had hij Scheffers meer voor zichzelf moeten laten spreken, want de tegenstelling tussen de twee mannen is de ene spil waarom het boek draait. Nu blijft Rick Treffers’ prozadebuut hangen tussen een vermakelijke vertelling en een roman.

***

Ruud Heijjer