Atlantic/Rhino 603497843398

 

nog altijd actieve herinneringen

 

De onafzienbare reeks rereleases omdat een album vijftig jaar geleden uitkwam wordt ongetwijfeld ook ingegeven doordat platenlabels de fans van allerlei grote acts graag een fors bedrag uit de zak kloppen: de prijsstelling van veel van die uitgaven alleen zijn daar al het overtuigende het bewijs van.

De vraag is altijd of die extra nummers, outtakes, alternatieve versies en studiogebabbel op eigen benen kunnen staan of alleen iets toevoegen voor de vele overtuigde fans die denken ook niet zonder de stevig gepromote nieuwe versie te kunnen.

Bij de heruitgave van David Crosby’s even introverte als grillige solodebuut ‘If I Could Only Remember My Name’ uit 1971 is die vraag snel beantwoord: het geluid van de negen oorspronkelijke songs overtreft dat van de originele release verre en de veertien extra songs voegen veel toe aan dat origineel, want negen daarvan zijn nooit eerder uitgekomen en een alleen op een eerdere Deluxe Edition uit 2006.

Hoewel een ervan het embryonale stadium nooit ontstegen is en dan ook toepasselijk ‘Riff  1’ heet, zouden ‘Kid and Dogs’, ‘Games’, ‘The Wall Song’ ‘Where Will I Be?’, ‘Bach Mode (Pre-Critical Mass)’ en andere op Crosby’s eerste soloalbum niet hebben misstaan.

Dat kwam dan ook improviserenderwijs tot stand toen hij door de dood tijdens een verkeersongeluk van zijn geliefde, Christine Hinton, emotioneel in stukken lag.

Daarbij deed hij gedurende een periode van ongeveer een half jaar ’s avonds en ’s nachts in de studio muzikaal wat zijn hart hem ingaf: zingen over de akkoorden van slechts een akoestische gitaar, een nummer opbouwen door zelf zangpartij na zangpartij in te zingen of lange, elektrische songs bij elkaar jammen met leden van de Grateful Dead, Jefferson Airplane en Santana, maar ook met Graham Nash, Neil Young en Joni Mitchell met Grateful Dead-voorman Jerry Garcia als Crosby’s aanjager.

De toenmalige opnametechnicus en mixer Stephen Barncard gebruikte door hemzelf ontwikkelde microfoontechnieken en liet de banden tijdens de opnamen op dubbele snelheid lopen, wat toen al een helder en vollediger geluid opleverde. Hij was ook betrokken bij de productie van deze rerelease en zorgde voor een nog ruimtelijker en transparanter geluid, dat dat van het origineel dan ook in de schaduw stelt.

Dat was al een kruising tussen een hippie-epos en een muzikale autobiografie en de extra songs versterken dat karakter nog: de in zichzelf gekeerde Crosby lijkt alleen voor zichzelf te spelen en te zingen, want in maar drie songs zijn ook anderen te horen.

Op een na zijn al die songs akoestisch en vaak melancholiek. Alleen in de alternatieve versie van ‘Cowboy Movie’ exploderen de zoekende gitaren langer dan tien minuten, terwijl Crosby allegorische tekst zingt over zichzelf, Stills, Nash, Young én Rita Coolidge.

Hoewel het album destijds matige tot slechte recensies kreeg en pas in de decennia daarna de waardering kreeg die het verdient, bewijst deze rerelease nog maar eens ten overvloede dat Crosby toen ‘schoonheid uit zijn pijn gewrongen heeft’*.

 

****

 

*vrij naar Karel Bralleput

 

Eerdere berichten over David Crosby vind je in de categorieën Nieuws, Rootsmuziek op radio, tv en internet, Concerttips en De rode draad.

Een concertrecensie van David Crosby van zijn set tijdens het Once in a Blue Moon-festival in 2018 in het Amsterdamse Bos vind je uiteraard in de categorie Concertrecensies.