Voodoomeester.

Volgens door heimwee naar hun jeugd geplaagde recensenten stamt Dr. John’s beste werk uit de vroege jaren zeventig, maar Mac Rebennack rijgt in zijn dérde jeugd onverstoorbaar de ene parel aan de andere, als kralen aan een Mardi gras-ketting uit geboortestad New Orleans.

Die zijn van plastic, maar deze zestien songs zijn dat niet: een song van Harold Batiste, twee nieuwe edelstenen van Allen Toussaint en dertien door Rebennack (mee)geschreven songs stralen in een kristalheldere productie van hemzelf en Lower 911-drummer Herman Ernest III vooral inspiratie en spelplezier uit.

Met bassist David Barard, gitarist John Fohl en nieuwe percussionist Kenneth “Afro” Williams beoefenen ze de kunst van het weglaten. Ze scheppen in het vaak gelaagde, maar moeiteloze samenspel ruimte voor elkaar én voor blazers, achtergrondzangeressen en de incidenteel solerende saxofonist Donald Harrison en gitarist Dereck Trucks.

Dr. John hekelt opnieuw de falende autoriteiten die New Orleans zo in de steek lieten, de georganiseerde godsdiensten en het wij-zij-denken, maar vindt ook inspiratie in liefdesverdriet en gris-gris. Zo bakent hij opnieuw zijn territorium af, want weer verfijnt hij het door hem gepatenteerde mengsel van funk, rhythm ‘n’ blues en Caribische invloeden.

Een enkele keer duiken bekende akkoorden op, maar deze nieuwe songs bevestigen vooral dat hij volslagen uniek is. Zelf beseft hij dat ook, want in opener Feel Good Music knauwt hij ironisch: “Feel good music/doctorate your bones/Call me doc, your medicine man/I got a cure in the palm of my hand…”

****

Gepubliceerd in popmagazine Heaven no. 68, september-oktober 2010/no. 5